Speelplaats voor onderzoek naar het jonge kind
Het Speleon van de Hogeschool iPabo is 9 mei feestelijk geopend door wethouder Lodewijk Asscher.strong /strongHet Speleon is ingericht als speelplaats waar praktijkgericht en innovatief onderwijsonderzoek een prominente plek heeft. In dit expertisecentrum werken de iPabo, de Vrije Universiteit Amsterdam (LEARN! en het Centrum Brein amp; Leren) en de basisscholen samen. Het onderwijs heeft behoefte aan bewezen kennis en ervaring over de ontwikkeling van het jonge kind en vooral waar het gaat om de overgangen van peuter naar kleuter naar basisschoolkind.
strongSpeleon: iPabo, VU en basisscholen werken aan wetenschap in het onderwijs /strong
Speleon staat voor strongSpe/stronglen, strongLe/strongren en strongOn/strongtdekken. Bij het jonge kind wordt de basis gelegd voor de taal-, denk – en motorische ontwikkeling. Ook de natuurlijke nieuwsgierigheid die kinderen hebben en hun sociaal emotionele ontwikkeling spelen in deze fases een belangrijke rol. “Een kind begint niet blanco op de basisschool”, vertelt Carolien Gravesteijn, lector Jonge Kind aan de iPabo. “Sommigen hebben via de opvang of de school al vroegschoolse educatie gehad. Ook de manier waarop ouders spelen en omgaan met hun kind, is heel verschillend. Wij willen inzicht krijgen in die verschillen en de invloed daarvan op de verdere ontwikkeling.”
Zo is er binnen het expertisecentrum een ruimte ingericht waar jonge kinderen (3-7 jaar) kunnen worden geobserveerd terwijl ze spelen, een groepsgesprek voeren of gericht werken aan een taakje. Met als aandachttrekker een boomhut waar in geklommen kan worden en die is ingericht als woning compleet met keukentje en stoeltjes. Vragen die aan bod komen zijn jongens/meisjes verschillen, leeftijdsverschillen, kinderen die uit een ‘rijke leeromgeving’ komen (veel voorgelezen, beweging, muziek, geprikkeld door natuur, musea e.d.) versus kinderen die weinig worden geprikkeld.
Hebben kinderen uit een stimulerende omgeving een voorsprong en zo ja hoe uit zich dat verder tijdens de basisschool? Welke verschillen zijn er bij kinderen in taal, ruimtelijk inzicht, motoriek, sociale omgang en omgaan met regels? Gravesteijn: “Er is veel bekend uit wetenschappelijk onderzoek. Maar hoe kunnen we deze kennis toepassen, zodat studenten, crècheleidsters, meesters en juffen er echt iets aan hebben? Op welke nieuwe vragen stuit de praktijk? Hoe kunnen we via observaties, aanpassingen en onderzoek antwoord geven op deze nieuwe vragen? Daar richten wij ons op.”
Er wordt samengewerkt met studenten, basisscholen en onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). “Samenwerking is een ‘must’ om beschikbare kennis bij de werkvloer te krijgen”, vertelt Gravesteijn. ”Maar ook kijken we naar wat praktijkervaring kan toevoegen aan wetenschappelijk onderzoek. Een voorbeeld. Kinderen die tijdens hun peutertijd veel ruimtelijke woorden horen, hebben als kleuter een voorsprong op ruimtelijk inzicht. Hoe gaan we dit doen met peuters? Moeten we ze veel laten puzzelen of bewegen en afstanden laten ervaren, of een combinatie? En hoe krijgen we de omgeving van peuters zo ingericht dat ze in aanraking komen met ruimtelijke woorden, zoals rond, op, naast, boven, stukje, achter e.d.”
strongMogen kinderen nog ‘gewoon’ spelen?/strong
Ouders, en ook crècheleidsters, worstelen er mee. Mogen kinderen dan niet gewoon meer lekker vrijuit spelen? Dient alles te gebeuren met een vooropgezet plan om de ontwikkeling van het kind zo goed mogelijk te laten verlopen? Het is volgens Bert van Oers, hoogleraar cultuurhistorische onderwijspedagogiek bij de faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de VU, zeker niet de bedoeling dat ouders en leerkrachten onzeker worden en zich bij alles gaan afvragen of het juist wel of niet bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind. Heel veel gaat namelijk vanzelf goed. Peuters bijvoorbeeld zijn dol op contact maken en kijken naar wat er gebeurt op basis van hun eigen handelen: tegen een bal aantrappen, een doos lego omkieperen, de pop laten slapen, plantjes uit de tuin trekken, de trein laten rijden, stoeien. Ze herhalen vaak iets om te zien of dit hetzelfde effect heeft. Als ouder kun je daar bijvoorbeeld een rol aan toevoegen. “Ben je lekker met de trein aan het spelen? Wil jij de kaartjes controleren en ons naar oma brengen?”
strongDe spelende leerkracht/strong
Het Speleon huisvest op de Hogeschool iPabo om zo studenten al vroeg in hun loopbaan te betrekken bij onderzoek. Jelle Jolles, hoogleraar hersenen, gedrag amp; educatie en directeur van het Centrum Brein amp; Leren (VU), vindt de rol van de leerkracht dan ook cruciaal. “Die moet enthousiasme kunnen uitstralen. Ook voor onderwerpen die de kinderen niet meteen boeien. Het helpt als de juf of meester het lef heeft om buiten gebaande paden te gaan. Om het kind met een nieuwe blik naar de stof te laten kijken. De sfeer in de klas moet er dus een zijn van ‘nieuwsgierigheid’, ‘verwondering’, ‘motivatie om te zoeken’ en ook ‘reiken’. Het woord ‘reiken’ zit niet voor niets in het woord ‘bereiken’.”
Jolles spreekt van de spelende leerkracht die samen met de kinderen op ontdekkingstocht gaat. “Open vragen zetten aan tot denken, het kind gaat op onderzoek uit en vindt een antwoord. ‘Juf, waarom staat de maan overdag aan? Meester, waarom eten we geen poes en wel vis? Prachtige vragen waar weer nieuwe vragen uit voortkomen. Hiervoor is het belangrijk om in de klas een sfeer te creëren waarbij het prima is als de uitkomst niet vast staat. Het kind ervaart dat nieuwe vragen en ervaringen leuk zijn.”
emDit artikel is geschreven door Afke Kostelijk, redacteur en beleidsmedewerker bij het Centrum Brein amp; Leren van de VU in samenwerking met Saskia van Holk, medewerker communicatie amp; PR aan de Hogeschool iPabo./em
nbsp;